Vertwijfeld zit echtgenoot tegenover mij: doe ik het of doe ik het niet. Op mijn schoot zit Peuterzoon in zijn rood-witte autopyjama te snikken, terwijl zijn elleboogje in mijn handpalm rust. Uit de kom. Ik ga maar meteen met de billen bloot: het is mijn schuld.
‘Je moet mij tillen,’ had-ie net nog naast zijn commode staan zeuren. En niet voor het eerst vandaag. ‘Nee, je loopt zelf naar onze kamer om een boekje te lezen,’ was mijn antwoord. Hij weigerde. Net als gisteren, waarop hij twintig minuten lang krijsend op de grond had gelegen. Die tijd had ik vandaag niet, dus tilde ik ‘m aan beide handjes van de grond… Ai.
Het is niet ons eerste arm-uit-de-kom-gevalletje. Oudste Zoon kon er wat van. Meestal na vijven, waarop we meteen door konden naar de Goudse HAP, zo’n tien kilometer verderop. Best een klusje als je geen auto hebt. Daarom gaf onze huisarts echtgenoot een spoedcursus ‘armpjes zetten’. Peuterzoon krijgt de primeur.
Eerst stuurt manlief oudste zoons de kamer uit. Misschien moet hij denken aan de eerste keer dat hij de nageltjes van Oudste Zoon knipte, nog geen zes weken oud. Al bij het eerste vingertje gilde zoon het uit. Jarenlang raakte manlief geen kindernageltje meer aan. Dit heeft wel wat meer kalk om handen…
Behoedzaam pakt echtgenoot het kleine elleboogje toch van mij over. Hij twijfelt nog steeds, ik zie het aan zijn ogen. Buurvrouw-de-huisarts is niet thuis, dus we hebben twee opties: HAP of zelf proberen. In zijn hoofd voert man de stappen uit; armpje strekken, armpje draaien, handje naar schoudertje duwen. Dan de vastberadenheid. Ik houd mijn adem in.
Strek. Draai. Duw.
Het is even stil… Stil! Geen gegil. Geen gekrijs. Geen gejammer. Beduusd kijken we gedrieën naar het kleine armpje. ‘Niette seer,’ bevestigt Peuterzoon ons vermoeden, terwijl hij tevreden zijn speen in z’n mond stopt. ‘Je hebt ‘m gemaakt!’ reageer ik trots. ‘Heb je ‘m gemaakt?’ papegaaien twee stemmetjes aan de andere kant van de muur nieuwsgierig. Tevreden overziet manlief zijn werk en knikt.
Echt, mijn vent kan alles!