Verrader. De zwakste schakel. Een last. Zo dacht ik jaren geleden over mijn lijf. Want het sputterde tegen. Deed niet wat ik wilde. Terwijl ik sterk (nee, supersterk!) was en de wereld aankon, gooide mijn lijf de handdoek in de ring. Eerst haalde het kwajongensstreken uit: beetje irritant, maar niet extreem hinderlijk. De plagerij begon met eczeem, een prikkelbare darm, tintelende vingers, opgezwollen ogen. Ik nam het niet al te serieus. Ik nam de huisarts, die vond dat mijn klachten stress-gerelateerd waren, evenmin serieus.
Mijn lijf gaf het niet zomaar op en ging de plagerijen vervangen door harde pesterijen. Angsten voor ziekten, voor aanslagen, voor oorlog en de dood vertaalden zich in paniekaanvallen. Hartritmestoornissen en hyperventilatie zorgden uiteindelijk ervoor dat ik mijn haperende, beangstigende lijf meenam naar de eerste hulp. En ik liet mijn lijf binnenste buiten keren om achter te komen wat het mankeerde.
Het antwoord – dat er medisch gezien niets aan de hand was – zorgde niet voor de gehoopte opluchting, integendeel. De confrontatie met mijn lijf bereikte het hoogtepunt op het moment dat het crashte: burn-out. Ik kon niets meer functioneels. Ik kon niet meer werken. Niet eens aan het werk denken, of het zweet brak me uit. Alles was te veel.
Wat overuren draaide, was mijn hoofd. Piekeren, malen, rampscenario’s maken, beschuldigen, aanvallen, afvallen, kleineren, belachelijk maken. Mijn lijf moest het ook ontgelden, als onbetrouwbare metgezel.
Tijdens mijn herstel heb ik opnieuw kennis gemaakt met mijn lijf. Met terughoudendheid en voorzichtigheid luisterde ik naar de stem van mijn lichaam. Naar subtiele signalen van vermoeidheid, van spanning, van opborrelende emoties, van weerstand of juist plezier.
Nu weet ik – inmiddels coach en burn-out therapeut – dat burn-out niet zomaar een ziekte is, maar een noodoplossing van je lijf om je een halt toe te roepen. Het is een wanhoopskreet van je lichaam, omdat je doof wordt voor alle andere signalen. Als niets meer helpt, gaat je lijf zwaar geschut inzetten en ervoor zorgen dat je letterlijk geen stap meer kunt verzetten. Zodat je je móet bezinnen op wat je aan het doen bent, welke ongezonde patronen je in je leven opgebouwd hebt en hoe ver je van jezelf verwijderd geraakt bent.
Ik ben nu, jaren later, dankbaar voor mijn lijf. Ik ben dankbaar voor mijn burn-out. Ik heb dankzij mijn burn-out, ontdekt wat ik moest veranderen om weer te kunnen staan en schitteren. En mijn lijf? Die is mijn bondgenoot, mijn trouwe metgezel. Eentje die fijngevoelig en sensitief is en zaken vaak eerder doorheeft van mijn hoofd. Een Godsgeschenk om te koesteren.