Ik weet niet wat ik de laatste tijd heb. Ik lijk onverzadigbaar. Want er is ineens van alles dat ik wil hebben. Werkelijk in alle winkels die ik binnenloop (oké, de zaak met herenkleding in het dorp uitgezonderd), elke folder en catalogus die ik doorblader (zelfs in die van de plaatselijke bouwmarkt) en iedere webshop die ik bezoek (inclusief die voor sportaccessoires), zie ik wel leuke dingen. Die. Ik. Echt. Moet. Hebben.
Neem nu de Window Vac. Eerlijk gezegd had ik er nog nooit van gehoord en was ik er helemaal niet naar op zoek, maar toen ik laatst een nieuwe magnetron bestelde (die had ik overigens wel écht nodig, want de oude had de geest gegeven), stuitte ik op een advertentie die zei: Nooit meer een hekel aan ramen zemen met de Window Vac. En tja, ik heb een enorme hekel aan ramen zemen, dus ik wist meteen: daar moet ik meer van weten. En zodra dat het geval was, was ik verkocht. Ik moest zo’n ding hebben.
Tot zover niets aan de hand. Een uitspatting zo nu en dan moet per slot van rekening kunnen. Maar dat was dus niet het enige. Want ik had mijn fabuleuze ramenzeemapparaat nog niet goed en wel in mijn bezit (en juist besloten dat ik nu weer even zuinig aan zou doen), of ik stond onverwacht oog in oog met hem: de mantel der mantels. Antracietgrijs, warm, vrouwelijk, stijlvol. Precies waarnaar ik al tijden op zoek was! Kortom: die moest ik hebben.
Maar daarmee was het voorlopig dan ook klaar, besloot ik. Alleen zag ik kort daarop een paar laarsjes. En niet zomaar laarsjes, nee, on-weer-staan-baar leuke laarsjes. Die mij ongetwijfeld fantastisch zouden staan en eigenlijk niet in mijn schoenencollectie mochten ontbreken. En als dat nog geen goede reden was geweest om ze te kopen, dan wel het feit dat mijn ene veterschoen een paar dagen eerder zijn zool vaarwel had gezegd. Je snapt dus wel: deze laarsjes moest ik écht hebben.
Dat was zo ongeveer het moment dat het hek van de dam raakte. Want vervolgens zag ik een erg mooi spijkerrokje (dat duidelijk anders was dan de vijf spijkerrokken die al in mijn kast hingen), dus die moest ik hebben. Wat ook gold voor de ‘superhandige ruimtebesparende opbergboxen’ bij een winkel met vier rode letters boven de ingang. En een extra kledingrek was eveneens broodnodig, bedacht ik bij het zien van een hip exemplaar. (Mijn almaar uitdijende garderobe kon ik tenslotte niet op de vloer dumpen.)
Alsof dat nog niet genoeg was, ontdekte ik prompt een prachtige lamp, die maar liefst vijftig procent was afgeprijsd. Een koopje! Niet lang daarna zag ik een aanbieding voor een telefoon, en tja, een ander toestel zou geen overbodige luxe zijn. Wat zei ik? Een must have! En moest ik niet nieuwe mokken? Volgens mij… Nee, zeker weten. Die moest ik ook hebben. En pantoffels, alsjeblieft. En een derde boekenkast. Voor alle rondslingerende boeken. En een auto. (Terwijl ik die juist niet wil, maar het moet van de automonteur.) En nu ik toch bezig was, ik wilde ook wel een andere bank. En…
En toen hoorde ik het. Diep vanbinnen. Eén zinnetje. Telkens opnieuw. Nooit tevreden welvaartskind, nooit tevreden welvaartskind, nooit tevreden welvaartskind… Woorden die ik vroeger uit volle borst had meegezongen, maar waarvoor ik nu mijn oren wilde sluiten. Omdat ze de waarheid verkondigden. Over mij. Want hoe graag ik het ook wilde ontkennen, in mij huist een altijd aanwezig verlangen naar meer. Naar meer, meer en nog eens meer. Alsof het nooit voldoende zal zijn.
Maar als ik iets niet wil zijn, is het zo’n nooit tevreden welvaartskind. Ik wil juist het tegenovergestelde zijn: tevreden met alles wat ik heb, in plaats van steeds meer te vergaren. En dus weet ik het goed gemaakt. De komende tijd ga ik op dieet en misschien zelfs een poosje vasten. Net zo lang tot ik maatje ‘tevreden welvaartskind’ heb.