Van single-zijn krijg je spierballen; je moet tenslotte alles alleen doen. Van zware boodschappen naar huis sjouwen (als je in een onnadenkend moment tien kilo aardappels hebt gekocht), en kasten verslepen (als gevolg van een restyleaanval), tot banken optillen (als je bladwijzer er zo nodig onder moet gaan liggen). Als je dan bedenkt dat ik al zo’n zeven jaar op mezelf woon, zou je denken dat ik ondertussen beresterk ben. Dat dacht ík in elk geval. Tot vorige week.
Om de een of andere reden bedacht ik toen dat mijn wasmachine en haar bovenbuurman de wasdroger iets naar links moesten, zodat mijn grote vriend de strijkplank precies tussen de kast en de machines kwijt kon. Vijf centimeter zou al genoeg zijn, had ik uitgemeten en nou, dat stelt natuurlijk niets voor; oftewel, een wissewasje.
Geconcentreerd zette ik mijn handen tegen de zijkant van de wasmachine en vervolgens duwde ik met alles wat ik in me had. Om daarna bijna meteen op mijn snufferd te gaan. Wasmachines verplaatsen en pantoffels gaan blijkbaar niet zo goed samen. Snel ontdeed ik me van mijn fluffy sloffen en niet nader te omschrijven sokken, en probeerde het opnieuw. Maar tevergeefs. Nog geen millimeter verschoof het ding.
Drie energiedrankjes later ging ik het gevecht met het koppige toestel opnieuw aan en dit keer niet met mijn handen, maar met mijn achterste tegen het witte metaal en mijn in antislipsokken gestoken voeten stevig op de grond geplant. Helaas met hetzelfde resultaat. Geen beweging in te krijgen.
Nog een tiental pogingen verder was ik helemaal klaar met de wasmachine en mijn geweldige ideeën. Wat ik ook probeerde, het apparaat kwam niet van zijn plek. Niet als ik mijn gewicht in de strijd gooide. Niet als ik er met man en macht tegen duwde. Niet als ik eraan ging hangen. Niet als ik er lief tegen praatte. Niets werkte.
Uitgeput sleepte ik mezelf naar de bank en liet me erop neerploffen. Weg waren alle illusies wat betreft mijn ongelooflijke kracht. Misschien zou het toch nog niet zo’n verkeerd idee zijn om wat vaker spinazie te eten. Of om mezelf naar de sportschool te slepen en te onderwerpen aan die verschrikkelijk zware halters, in de hoop dat die me niet zullen pletten. Wat dan ook om een sterke vrouw van me te maken.
Maar omdat je over zulke ingrijpende veranderingen beter eerst een jaartje kunt slapen, besloot ik mezelf voor dat ogenblik te troosten met een paar pindakaaskoekjes (per slot van rekening word je van pindakaas groot en sterk, zeggen ze) en Sestra’s nieuwe THUIS. Die over… sterke vrouwen ging! Al snel waren de teleurstelling en alle ontmoedigende gedachten van even daarvoor vergeten, want ik ontdekte dat sterk-zijn helemaal niets van doen heeft met kracht en spierballen.
Een sterke vrouw, zo las ik, is een vrouw die zichzelf accepteert zoals ze is, met al haar plussen en minnen. Die niet bang is om haar kwetsbaarheid te tonen. Die elke keer dat ze onderuitgaat weer overeind krabbelt, hoe vaak dat ook is. Die niet opgeeft, ook al zit alles in het leven tegen. Die doorvecht, al lijkt de hele wereld tegen haar te zijn.
Een vrouw die hoop verkiest boven bezorgdheid, liefde boven vrees, en geloof boven angst. Die haar kracht niet van zichzelf verwacht, maar van boven. Van God.
N.a.v. de nieuwe THUIS die als thema ‘sterke vrouwen’ heeft en veel inspirerende artikelen daaromheen bevat, waaronder interviews met sterke vrouwen, Bijbelstudies over hoe je zelf stevig(er) in je schoenen kunt gaan staan, een reisreportage uit Nieuw-Zeeland en lekkere recepten met echte Hollandse wintergroenten. Kortom: hebben.