Laatst las ik het jongste boek van Kate Bowler in een ruk uit. Everything happens for a reason, and other lies I’ve loved, zo heet het. Niet lang nadat Kate moeder is geworden, krijgt ze te horen dat ze ziek is en nog maar kort te leven heeft. Een hartverscheurend verhaal van het soort waar er te veel van zijn in onze wereld.
Het is zo’n boek waarbij je af en toe vergeet om te ademen. Ze stelt vragen en constateert dingen die ertoe doen. Het raakt me. Dit bijvoorbeeld: Every day I prayed the same prayer: God, save me. Save me. Save me. Oh God, remember my baby boy. Remember my son and my husband before You return me to ashes. Before they walk this earth alone. I plead with the God of Maybe, who may or may not let me collect more years. It is a God I love, and a God that breaks my heart.
(Elke dag bad ik hetzelfde gebed: God, red me. Red me. Red me. O, God, denk aan mijn kleine jongen. Denk aan mijn zoon en mijn man, voordat ik sterf. Voordat ze alleen door het leven moeten gaan. Ik heb gepleit bij de God van het misschien, Die kon beslissen of Hij me nog meer jaren zou geven of niet. Hij is de God Die ik liefheb, en de God Die mijn hart breekt.)
Ze beschrijft hoe mensen reageren op haar ziek-zijn. Sommigen geven tips. Anderen beweren dat God wil dat zij, Kate, iets leert, dat alles gebeurt met een reden. Nog weer anderen vergelijken allerlei tragedies met elkaar en proberen haar ziekte te minimaliseren. Waarom doen we dat?
Een van de dokters zegt op een gegeven moment tegen Kate: ‘We zitten allemaal in de terminale fase.’ Met andere woorden: we gaan allemaal dood. Toch doen we net alsof het leven eeuwig is en vaak krijg ik ook het idee dat we tragedies gretig herleiden naar de persoon die het overkomt. Zodat er een reden voor is, zodat we ons kunnen terugtrekken in onze fictieve veiligheidsbubbel die ons influistert: jou overkomt dit niet. Het is een leugen.
Rond mijn zestiende ben ik flink ziek geweest. Ik viel af, mijn lange haar – mijn trots – werd elke dag dunner, ik kon de trap niet meer op komen zonder daarna tien minuten te moeten bijkomen. Het werd zo erg dat ik ’s avonds bij het slapen gaan, wenste niet meer wakker te worden. De dokter controleerde mijn bloedsuiker en constateerde meteen: suikerziekte.
Ik vind het lastig om dat hier op te schrijven, omdat ik de reacties van mensen op die ziekte nog hoor en ik er nog steeds niet goed raad mee weet. Zo legde ik eens aan iemand uit wat de ziekte inhield. Ze riep uit: ‘Wat ben je dan kwetsbaar.’
Zij had niet in de gaten dat zijzelf misschien maar een beetje minder kwetsbaar is. Gezonde mensen hebben dat wel vaker. Helaas hebben we allemaal een lichaam dat op een dag gaat falen. Niet alles gebeurt met een reden. En ja, het kan jou ook overkomen.
Lijden is moeilijk om mee om te gaan. Ik denk dat het zich afspeelt in een groot, grijs gebied, dat gekenmerkt wordt door niet-weten. Mensen die de luxe hebben om hun fictieve veiligheidsbubbel jaar in, jaar uit in stand te kunnen houden, vind je daar niet. God is daar. De God van Wie ik houd en Die onze harten breekt.
Of, zoals Kate schrijft (over Goede Vrijdag): We have fallen in love with a God Who abandons His Child to die, a Son Who begs for His own live but, seeing it cannot be helped, gives Himself over to His murderers. He seemed like He would save them all, but on this day He just hangs there off the wood He has been nailed to.
(We zijn gaan houden van een God Die Zijn eigen Kind heeft verlaten om Het te laten sterven. Een Zoon Die smeekte om Zijn eigen leven, maar Zichzelf overgaf aan Zijn moordenaars, omdat Hij inzag dat het niet anders kon. Hij zou ze allemaal redden, maar op deze dag hing Hij daar, vastgespijkerd aan het kruishout.)