De afgelopen weken twijfelde ik aan alles. Nou ja, aan bijna alles. Ik vroeg me af: Wie ben ik nu eigenlijk? Wat ben ik aan het doen? Komt het ooit nog goed met mijn gezondheid? Wat heeft wat ik doe voor zin? Wat is goed voor ons kind? En wat is mijn plek in de kerk en in de wereld? Pff…
Omdat dat nogal veel vragen tegelijk waren, werd ik overweldigd door onzekerheid en emoties, waardoor ik als een labiel wrak tegen mijn man aan hing. Gelukkig is hij altijd wijs genoeg om mij te verwijzen naar de Rots waarop je kunt bouwen. Hij zei dan ook: ‘Praat erover met God!’
Dus dat deed ik. Ik vertelde Hem alles. Over ons dochtertje dat ongelukkig is doordat ze het grote pestprobleem in haar klas tevergeefs probeert op te lossen; een klus die natuurlijk ook veel te groot is voor één klein meisje. Uiteindelijk resulteerde dat erin dat we besloten: het was tijd dat ze naar een andere school ging.
Maar dat betekende ook dat ik een aantal ouders zou moeten achterlaten in wie ik jaren had geïnvesteerd. Ze vonden het contact fijn, voelden zich begrepen en gesteund door de gesprekken en gebeden, maar wie van hen was nu tot geloof gekomen? Wat had al dat werk voor zin gehad? Ik was van hen gaan houden, maar ik zou ze nu moeten loslaten.
En dan de buurvrouw van wie we veel houden en met wie ik intensief contact had: ze is ondergedoken vanwege huiselijk geweld. Hun vader belde ons die dag midden in de nacht op en hakkelde dat ze weg was. Wij konden niets anders doen dan bij hen zijn, naar hen luisteren en met hen bidden. En toen een paar dagen later haar kinderen met treurige ogen bij ons op de bank hardop te hopen dat mama nog wel op hun verjaardag zou komen, deed dat me zo veel.
Als gevolg van haar verdwijning kwam de politie langs en we vertelden wat we wisten en hielpen waar we konden, maar de buurvrouw is tot nu nog steeds onvindbaar. Bidt ze? vroeg ik me af, en ik bad – en bid nog altijd – dat ze zal bidden. Meer dan ooit heeft ze nu dat fragiele lijntje naar boven nodig, dat ze gevonden heeft sinds ze ons kent, maar dat nog niet uitgegroeid is tot een sterke, diepe vertrouwensband.
En dan waren er die andere buren, moslims die onder doodsbedreiging in een crimineel milieu leven. We hebben eens een bijbel naar binnen gesmokkeld onder de ogen van moslimvrienden, die op de bank zaten en het niet mochten zien. We mogen dichtbij komen, troosten en bidden, maar wie van hen komt uiteindelijk echt tot geloof? Ik zie het nog niet gebeuren. Ze ervaren Gods liefde, maar de prijs is te hoog voor hen.
En toen klopte ook mijn eigen verleden nog op de achterdeur. Zo van: Ha, wie denk jij wel dat je bent? Het is nooit wat geweest, het zal ook nooit wat worden. Denk maar niet dat je ooit vrij en gelukkig zult zijn.
Maar toen kwam ik bij Hem, met mijn tranen, mijn twijfels, mijn pijn om verloren schapen die niet gevonden lijken te willen worden. Met mijn vragen over wie ik ben en waarom ik besta. En Hij is er gewoon, altijd Dezelfde, en Hij zegt: ‘Ik hou van jou. Je bent geliefd. Je hoeft het allemaal niet te overzien; dat doe Ik wel. Kom maar gewoon bij Mij. Dan gaan we samen verder op weg.’
En al lost dat niet alles op, het maakt alles goed.
PS Worstel jij ook met deze vragen? Luister dan eens het lied Praise You in the Storm.