Ik ben rustig en stil, ik voel me veilig bij U, zoals een kind in de armen van zijn moeder.
(Psalm 131:2, BGT)
BIJBELGEDEELTE
Een lied van David. Voor de reis naar Jeruzalem. Heer, ik voel me niet beter dan anderen, ik denk niet dat ik belangrijk ben of dat ik alles kan. Nee, ik ben rustig en stil, ik voel me veilig bij U, zoals een kind in de armen van zijn moeder. Israël, vertrouw op de Heer, nu en altijd!
(Psalm 131:1-3, BGT)
EEN STAPJE DICHTERBIJ
In de 20+-groep van mijn kerk, met kerkelijke en buitenkerkelijke twintigers en dertigers, zat een tijdje een jongeman die gevlucht is uit Iran. Telkens als ik hem ontmoette, werden mijn ogen geopend voor een wereld die ik niet ken. Een wereld van boten over de Middellandse Zee, van dagenlange busreizen, van regeringen waar je niet tegen mag protesteren, een wereld van gevoelens van onveiligheid en angst. Een wereld waarin gevlucht wordt naar een normale toekomst.
De kwetsbaarheid van deze Iraniër is als een ontmaskering. Een ontmaskering van mijn westerse blik met allerlei voordelen. Een besef van mijn eigen welvaart die ik misschien wel liever helemaal niet met anderen wil delen. Als ik deze Iraniër ontmoet, dan voel ik me niet beter dan anderen, dan vind ik mezelf niet belangrijker en dan denk ik al helemaal niet meer dat ik alles kan. Want hij vertelt dat je in zijn land de ander ontvangt als God Zelf. In hem ontmoet ik een stukje van God.
Als ik hem ontmoet, gebeurt er wat in Psalm 131 in de Bijbel in Gewone taal zo treffend beschreven wordt: Ik word rustig en vooral stil. Ik merk dat ik dichter bij God kom, omdat God naar me toe komt in die ander. In die vreemdeling die geen vreemdeling meer is. Samen zijn wij veilig, zoals een kind in de armen van zijn moeder. Samen zijn wij bij God en dan verstillen de vragen, verdwijnen de verschillen en versmelten de culturen.
God komt elke dag voorbij. In de vreemdeling, in je buurman, in je kind, in je geliefde. God komt naar ons toe. Hij ontmaskert. Hij verbaast en Hij verwondert ons. Hij brengt ons tot overgave.
In Psalm 131 komt een diepe wijsheid naar boven, namelijk de verstilling die God brengt bij het moment van overgave. Hij ontmaskert om te worden als een kind. In de Bijbel is het ‘zijn als een kind’ een belangrijke staat van zijn. Het betekent dat je leeft met God, vol van vertrouwen en vol overgave zoals een klein kind zich geeft aan zijn moeder. De aanwezigheid van moeder is genoeg, je hoeft niets meer te vragen, je hebt niet meer te wensen.
Zo is het ook met God. Deze psalm zegt eigenlijk: Je hebt er genoeg aan als God bij je is. Als je Hem kent, wens je niets meer dan alleen bij Hem te zijn, dat is genoeg. Hij vertrouwt Zichzelf toe aan ons. Hij geeft Zichzelf en verbindt ons daarmee aan de ander. Als je Hem ontmoet, ontmoet je ook de ander.
David heeft ontdekt dat leven en geluk niet in andere dingen te vinden is. Alleen bij God vind je dat. En al die dingen waar we zo vaak in ons leven over struikelen, zoals ‘trots’ en ‘hoogmoed’ laat David achter zich. God ontmaskert en verlangt naar onze kwetsbaarheid. Want juist in die kwetsbaarheid kun je worden als een kind. Rust vinden bij God.
God gaat in die zoektocht van ons leven met ons mee. Hij zegt: ‘Ik zal er zijn’, zoals Huub Oosterhuis het zo mooi verwoordt in zijn vertaling van Psalm 131.
Ik wacht op U, ik wacht
van nu af tot in eeuwigheid,
omdat Uw Naam verluidt:
Ik zal er zijn.
God komt voorbij. Elke dag weer. In de Iraniër. In je buurman. Hij ontmaskert om Hem Zelf en de ander te kunnen zien.
GEBED
Heer, maak me stil. Geef, dat ik de ander mag ontvangen, zodat ik U kan ontvangen. Heer, ik voel me niet beter dan anderen, ik denk niet dat ik belangrijk ben of dat ik alles kan. Geef, dat ik mag rusten zoals een kind bij zijn moeder. Geef, dat ik samen met een ander mag vertrouwen op U. Amen.