Het ontstond tijdens mijn eerste zwangerschap: de neiging om etenswaren te hamsteren. Niet dat ik daar voor die tijd geen last van had: de slogan ‘drie voor de prijs van twee’ had altijd al een magnetische aantrekkingskracht op me en ik stouwde graag de keukenkastjes vol voor je-weet-maar-nooit.
Maar tijdens die hormonale tornado in 1997 ging het hek van de dam. Ik zocht in de bouwmarkt een grote provisiekast uit, en zodra mijn man die in elkaar had getimmerd, vulde ik hem tot de nok toe met voer (de kast, al probeer ik dat ook dagelijks met mijn man). En alles kwam op volgorde van houdbaarheid in het gelid te staan. Klaar voor het geval we tijdens de bevalling – in september – zouden insneeuwen.
Maar na de geboorte van onze zoon werd dat alles niet minder. Integendeel, de kastplanken bogen kreunend door van het gewicht van tientallen blikken, potten en zakken. Geen aanbieding, of ik ging ervoor. En wat gebruikt werd, werd sneller aangevuld dan je ‘folderaanbieding’ kon zeggen.
Tijdens de tweede zwangerschap woedde deze hamsteraanval onverminderd voort. Mijn vriendinnen plaagden me inmiddels met mijn ‘minisupermarkt’ en vroegen of ze koopzegels konden sparen en waar de winkelmandjes stonden. Mijn man daarentegen verzuchtte regelmatig dat hij echt niets meer kon vinden in de inmiddels chaotisch ingerichte kast, en dat het een wonder mocht heten dat het ding nooit was ingestort.
Toen kwam de overgang. Je zou zeggen: omgekeerde verhaal. Hormoonspiegels dalen, minder hamsteren, kast weg. Maar blijkbaar hebben die tot nu toe overgebleven hormonen een ontembare werklust: de kast is voller dan ooit! En tja, van de week gebeurde het. We hoorden een enorme klap, renden in de richting van het geluid en zagen een vloer vol pakken appelsap, houdbare melk, kastplank, beschuit, koffie, appels, voordeelpakken muesli… en ook nog de kookboeken die ik daartussenin had gefrommeld. Mijn geliefde provisiekast had een burn-out.
Mijn man keek me aan en het ‘zie je nou wel’ gloorde in zijn ogen, maar verstandig genoeg zei hij het niet. Je kunt een overgangster beter niet kwaad maken. In plaats van zijn gelijk te halen, haalde hij zijn gereedschap en nadat ik de gevallen kruidenierswaren in kratjes had afgevoerd, repareerde hij de kast. De U-vormige planken kwamen er ondersteboven in te liggen en vervolgens… stapelde ik neuriënd de hele inboedel er weer in, alleen nu met het zwaarste onderaan. Ik had blijkbaar niet al te veel van het voorval geleerd, en sloot diep tevreden de kastdeuren. Mijn minisupermarkt is dus heropend. Eens kijken of hij het volhoudt tot het laatste overgangshormoon zijn biezen heeft gepakt.
Tekst: © Mariëtte Woudenberg