Woensdag 8 maart 2017, 17.45 uur. Manlief komt thuis van zijn werk, drijfnat. Zoons begroeten hem enthousiast en luidruchtig. Ik zit als een zombie boven een bord… Ja, wat was het ook alweer? ‘Hoi’, weet ik nog uit te brengen. De rest van de maaltijd zeg ik niets meer.
‘Is er iets?’ vraagt manlief retorisch. Dat zie je toch, denk ik venijnig. Mismoedig kijk ik naar buiten. Het regent nog steeds. En daar gaat het mis. De hele winter heb ik er alles aan gedaan om fit en positief te blijven, maar nu is het lente. Volgens de kalender dan. Buiten giet het al dagen. En met de regen, verdwijnt ook mijn levenslust in de goot.
Help!
Het is vaak rond eind januari dat ik mezelf moed in begin te spreken. Kom op joh, nog een maandje het donkere binnenleven door. Je kunt het! Soms krijg ik een ‘grote kans op schaatsweer’-boost, meestal is het gewoon doorbijten. Ondertussen ontpopt zich in mijn gedachten een ware personal coach: Hup, nog iets gezonder eten. Let op: nu echt op tijd naar bed. Kom op, een opgeruimd huis is een opgeruimd hoofd. En je weet heus nog wel een leuke binnenactiviteit met de kinderen, gewoon wat harder nadenken.
Hoe dichter bij maart, hoe harder de coach gaat praten. Totdat elke gedachten begint met: je moet. En nu zit ik dus naar mijn bord te staren. Doodmoe van het moeten. Meer dan klaar voor het nieuwe leven dat – zo ervaar ik dat nu eenmaal – met de lente (lees: zon) begint.
De afloop ken je. Ik lag om acht uur op bed, sliep bijna het klokje rond en de volgende dag… precies, begon de lente!
Ik moet denken aan al die mensen voor wie de lente geen nieuw begin betekent. Daar waar het zonlicht de duisternis niet laat verdwijnen. Bij wie de levenslust nog steeds in de goot ligt, in de modderplassen van het leven. Weet je dat de lente komt, jubelt een mooi kinderlied beloftevol.
Ik bid dat het nieuwe leven ook jouw hart bereikt.